Juni 2021 – Het fundament en de verankering van de Nederlandse democratie wordt gevormd door de Grondwet. Fundament omdat de democratische spelregels en grondrechten erin vastliggen en verankering omdat de Grondwet moeilijk te wijzigen is. Zo’n wijziging vergt twee lezingen in beide Kamers en bij de tweede lezing moet een tweederde meerderheid worden behaald. Al vele jaren gingen stemmen op om de democratie bij wijze van preambule of artikel nul zelf ook in de Grondwet te verankeren. Lang heb ik gedacht dat dat overbodig was omdat de bestaande spelregels een voldoende waarborg voor de democratie en grondrechten vormden. Maar inmiddels ben ik daar anders over gaan denken.
Op 1 april 2021 is een aantal voorstellen tot wijziging Grondwet ingediend ten behoeve van de zogenaamde tweede lezing. Daaronder het voorstel om in de Grondwet zelf op te nemen dat Nederland een democratische rechtsstaat is en wel als volgt: “De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat.” Deze bepaling voegt materieel op zichzelf niets toe aan de rechten en plichten van overheid en burgers. Anders dan in veel landen mag in Nederland de wet niet aan de Grondwet worden getoetst. Maar toch is het belangrijk de identiteit van Nederland als democratische rechtsstaat expliciet te onderstrepen. Dat betekent in elk geval respect voor ieders grondrechten, vrije verkiezingen, daadwerkelijke toegang tot een onafhankelijke rechter en journalistieke vrijheid.
Grondrechten, democratie en rechtsstaat zijn niet los verkrijgbaar maar onverbrekelijk met elkaar verbonden. Ze hebben ook geen politieke kleur, ze zijn niet links en niet rechts, niet liberaal, socialistisch of confessioneel, maar waarborgen ieders vrije ruimte. Ze zorgen er voor dat jij en ik de keuze hebben een van deze of andere richtingen te volgen. En ze vergen permanent aandacht en onderhoud. Dit is mooi verwoord door de Commissie Rechtsstatelijkheid in Verkiezingsprogramma’s 2021 van de Nederlandse Orde van Advocaten: “De rechtsstaat is nooit vanzelfsprekend. De rechtsstaat moet altijd worden onderhouden en beschermd tegen aantasting. Dat is niet iets wat alleen in het buitenland speelt, zoals in Hongarije of Polen, waar de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wordt ondermijnd door de overheid. Ook in Nederland is de rechtsstaat geen rustig bezit en is het gezag van en het vertrouwen in de democratische instituties niet evident. Het moet onze zorg zijn de rechtsstaat te beschermen en te versterken. Versterking begint met bewustwording. Bewust ervan zijn dat het van groot belang is dat burgers door de overheid gelijk worden behandeld. Bewust ervan zijn dat burgers zich bij de rechter in een eerlijk proces kunnen beroepen op hun fundamentele rechten, zoals de vrijheid van meningsuiting of recht op privacy.”
Als burgers niet kunnen vertrouwen op een gelijke behandeling door de overheid, als in de Tweede Kamer partijen vertegenwoordigd zijn waarvoor de essentialia van de rechtstaat geen vanzelfsprekendheid zijn en de democratie op die manier van binnenuit kan worden uitgehold, als journalisten hun werk niet meer veilig kunnen doen en als burgers elkaar onderling niet verdragen op basis van enige grond waarop artikel 1 Grondwet verbiedt onderscheid te maken, zijn we in een gevarenzone beland. Een preambule of artikel nul dwingt de regering en parlement zich bij hun werk rekenschap te geven van de waarden die men te verdedigen heeft. Maar dat is niet genoeg. Augustinus zei: ‘De tijden, dat zijn wij’. De democratische rechtsstaat is niet iets abstracts waarvoor men in Den Haag maar zorg moet dragen. Die is van ons allemaal. De oproep tot bewustwording mogen we dus ook beschouwen als tot ons gericht. En niet alleen in praktijk te brengen als er eens in de zoveel tijd verkiezingen zijn maar gewoon daar waar we onverdraagzaamheid bespeuren, onvrijheid zien ontstaan of vooroordelen hun werk zien doen. En dat is vaak daar waar de menselijke waardigheid, solidariteit en het gemeenschappelijke goed in het geding zijn. De katholieke traditie kan ons helpen artikel nul handen en voeten te geven.
Monique de Witte-van den Haak, presidente
Deze opinie verscheen eerder in het mei-nummer van DispuutNieuws